Vrouwen wilden ook 'Vrijmetselarij'
In de Tweede Wereldoorlog hadden vrouwen gemerkt dat het lidmaatschap van de Vrijmetselarij mannen tot grote steun was geweest. Daarnaast was hun gevoel van eigenwaarde toegenomen doordat ze zelf in staat waren gebleken veel werk te doen dat mannen door bijvoorbeeld deportatie of tewerkstelling hadden moeten laten liggen. Zij wilden deel hebben aan dat wat de Vrijmetselarij kennelijk te bieden had.
Zelfstandige organisatie en eigen symboliek
De (reguliere) Vrijmetselarij neemt echter alleen mannen op als leden. De gemengde Vrijmetselarij (bijv. Le Droit Humain) sprak een aantal vrouwen niet aan. Zij wilden een eigen organisatie opzetten, in dezelfde geest en met dezelfde werkwijze. Drie Vrijmetselaren zegden hun medewerking toe voor de opbouw van inwijdingsritualen. Er is bewust gekozen voor zelfstandigheid van de organisatie en voor het specifiek vrouwelijke karakter. Daarom werd niet de bouwsymboliek van de Vrijmetselarij, maar de symboliek van het weven gekozen als het centrale thema. In 1947 werd in Utrecht de Orde ‘Vita Feminea Textura’ opgericht door zes vrouwen. In 1950 waren de eerste ritualen samengesteld en twaalf vrouwen werden door een aantal Vrijmetselaren ingewijd. Het werk in een eigen Orde begon. Veel tradities en gewoonten uit de beginjaren worden nu nog in ere gehouden, maar ook zijn veel gebruiken met de tijd meegegroeid.
De naam
De volledige naam is Orde van Weefsters Vita Feminea Textura. Deze Latijnse woorden kunnen worden vertaald als: het leven van de vrouw is als een weefsel.